Lezingen volgende zondag

Uit Parwiki

PASEN, VERRIJZENIS VAN DE HEER, HOOGFEEST

dagmis (2):

Eerste lezing
Uit de Handelingen van de Apostelen (Hand. 10,34a.37-43)

In die tijd nam Petrus het woord en sprak:
Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;
hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea
na het doopsel dat Johannes predikte,
en hoe God Hem gezalfd heeft
met de heilige Geest en met kracht.
Hij ging weldoende rond
en genas allen
die onder de dwingelandij van de duivel stonden,
want God was met Hem.
En wij getuigen van alles
wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft.
Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord.
God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan
en laten verschijnen,
niet aan het hele volk
maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen,
aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben
nadat Hij uit de doden was opgestaan.
Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken,
en te getuigen dat Hij de door God aangestelde rechter is
over de levenden en de doden.
Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af,
dat ieder die in Hem gelooft
door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.


Tweede lezing
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de Christenen van Korinte (1 Kor. 5,6b-8)

Broeders en zusters,
Gij weet dat een beetje zuurdeeg genoeg is
om het hele deeg zuur te maken?
Doet het oude zuurdeeg weg om vers deeg te worden;
ge moet immers zijn als ongezuurde paasbroden,
want ook ons paaslam is geslacht: Christus zelf.
Wij moeten ons feest niet vieren met het oude zuurdeeg,
met het bederf van slechtheid en ontucht
maar met het zuivere brood van reinheid en waarheid.

Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas (Lc. 24,13-35)

In die tijd
waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp
dat Emmaüs heette
en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag.
Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen.
Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden,
kwam Jezus zelf op hen toe
en Hij liep met hen mee.
Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen.
Hij vroeg hun:
Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?
Met een bedrukt gezicht bleven ze staan.
Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem:
Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem,
dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?
“ Hij vroeg hun:
Wat dan?
Ze antwoordden Hem:
Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was,
machtig in daad en woord
in het oog van God en van heel het volk;
hoe onze hogepriesters en overheidspersonen
Hem hebben overgeleverd
om Hem ter dood te laten veroordelen
en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen.
En wij leefden in de hoop
dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen!
Maar met dit al is het reeds de derde dag
sinds die dingen gebeurd zijn.
Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden
ons in de war gebracht;
ze waren in de vroegte naar het graf geweest
maar hadden zijn lichaam niet gevonden,
en ze kwamen zeggen
dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad,
die verklaarden dat Hij weer leefde.
Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan
en zij bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden,
maar Hem zagen ze niet.

Nu sprak Hij tot hen:
Onverstandigen,
die zo traag van hart zijt
in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben
Moest de Messias dat alles niet lijden
om in zijn glorie binnen te gaan?

Beginnend met Mozes
verklaarde Hij hun uit al de profeten
wat in al de Schriften op Hem betrekking had.
Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen,
maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan.
Zij drongen bij Hem aan:
Blijf bij ons, want het wordt al avond
en de dag loopt ten einde.

Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.
Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood,
sprak de zegen uit,
brak het en reikte het hun toe.
Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem,
maar Hij verdween uit hun gezicht.
Toen zeiden ze tot elkaar:
Brandde ons hart niet in ons,
zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?

Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug.
Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen.
Dezen verklaarden:
De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.
En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was
en hoe Hij door hen herkend werd
aan het breken van het brood.