Liturgie:Lied 1069

Uit Parwiki
(Doorverwezen vanaf Liturgie:Magnificat)

Magnificat

Magnificat anima mea Dominum.
Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
Et exultavit spiritus meus in Deo salutari meo.
verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser,
Quia respexit humilitatem ancillæ suæ:
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd,
ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes.
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.
Quia fecit mihi magna qui potens est: et sanctum nomen ejus.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de Machtige, groot is Zijn Naam!
Et misericordia ejus a progenie in progenies, timentibus eum.
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen voor ieder die Hem erkent.
Fecit potentiam in brachio suo: dispersit superbos mente cordis sui.
Hij doet zich gelden met krachtige arm, vermetelen drijft hij uiteen,
Deposuit potentes de sede; et exaltavit humiles.
machtigen haalt Hij omlaag van hun troon, eenvoudigen brengt Hij tot aanzien;
Esurientes implevit bonis: et divites dimisit inanes.
Behoeftigen schenkt Hij overvloed, maar rijken gaan heen met lege handen.
Suscepit Israel puerum suum; recordatus misericordiæ suæ.
Hij trekt zich Zijn dienaar Israël aan, Zijn milde erbarming indachtig;
Sicut locutus est ad patres nostros; Abraham et semini ejus in sæcula.
zoals Hij de vaderen heeft beloofd, voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto.
Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in sæcula sæculorum. Amen.
Zoals het was in het begin en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.