H. Johannes de Doper

Uit Parwiki
Johannes de Doper.

De wegbereider voor de Heer.

Inleiding

Johannes de Doper werd enkele maanden vóór Jezus geboren uit een priesterlijk geslacht in een stadje in de heuvels van Judea. Hij was een populaire profeet in zijn tijd. Hij diende een doopsel van bekering toe dat bestond in een afwassing met water. In tegenstelling tot de andere doopriten van zijn tijd lijkt hij slecht één keer te dopen. Hij wees ook op de aanstaande komst van de Messias.
Volgens het Lucas-evangelie is Johannes de zoon van de priester Zacharias en diens vrouw Elisabeth (Lc. 1,5). Zijn geboorte (1,13v) en zijn belangrijke taak (1,15-18) worden aangekondigd door de engel Gabriël. Men wijst als geboorteplaats vaak Ain Karim aan ongeveer 7,5 km ten W. van Jeruzalem. Dit gaat terug op een oude legende.
Johannes werd terechtgesteld door koning Herodes Antipas (+ na 39) omdat Johannes de moord van Herodes op zijn eigen broer omwille van diens vrouw Herodias veroordeeld had. Johannes werd in de gevangenis onthoofd en door zijn leerlingen begraven. (Waarschijnlijk in het jaar 28 of 29.)

Wij vieren zoals van andere heiligen zijn feest op zijn "sterfdag" op 29 augustus.
Zijn geboorte wordt echter als hoogfeest gevierd op 24 juni.[1] De reden hiervoor is dat deze geboorte uitgebreid in de H. Schrift beschreven wordt en helemaal in dienst staat van de aankondiging en menswording van Jezus, Gods Zoon en de Messias.

Johannes de Doper St. Augustinuskerk

Teksten uit de evangelies.

Wij beperken ons tot een versie van de evangelies.
In de dagen van Herodes, koning van Judea, leefde er een priester Zacharias geheten, die behoorde tot de klasse van Abia. Hij had een vrouw uit de dochters van Aäron en haar naam was Elisabet. Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leefden onberispelijk volgens alle geboden en voorschriften van de Heer. Zij hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op gevorderde leeftijd.
Toen Zacharias voor God mocht optreden omdat zijn klasse de beurt had, geschiedde het, dat hij, zoals onder de priesters gebruikelijk was, door het lot werd aangewezen om de tempel des Heren binnen te gaan en het wierookoffer op te dragen. Het gehele volk stond op het uur van het wierookoffer buiten te bidden.
Er verscheen hem een engel des Heren, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar. Toen Zacharias hem zag, ontstelde hij en werd door vrees bevangen. Maar de engel sprak tot hem: "Vrees niet Zacharias, want uw bede is verhoord; uw vrouw Elisabet zal u een zoon schenken, die gij Johannes moet noemen. Ge zult verheugd zijn en het uitjubelen en vele mensen zullen zich over zijn geboorte verblijden. Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer; wijn of sterke drank zal hij niet drinken, en nog in de schoot van zijn moeder zal hij met de heilige geest vervuld worden. Vele zonen van Israël zal hij terugbrengen tot de Heer, hun God. Hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia om de gezindheid van de vaderen te doen terugkeren in de kinderen en de ongehoorzamen te brengen tot de gesteltenis van de rechtvaardigen en zo voor de Heer een welbereid volk te vormen."
Maar Zacharias zei tot de engel: 'Hoe kan ik dat weten? Ik ben oud en ook mijn vrouw is reeds op jaren.' De engel antwoordde hem: 'Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht staat, en ik ben gezonden om tot u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen. Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.
Intussen stond het volk op Zacharias te wachten en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef. Toen hij naar buiten kwam, was hij niet bij machte tot hen te spreken en zij begrepen, dat hij in het heiligdom een verschijning gezien had. Maar omdat hij stom bleef, kon hij slechts tegen hen gebaren. Toen de tijd van zijn tempeldienst om was, ging hij naar huis terug en enige tijd later werd zijn vrouw, Elisabet, zwanger. (Lc. 1,22-24a)
Elisabet hield zich vijf maanden lang verborgen en daarna sprak zij: 'Dit heeft de Heer voor mij gedaan toen het Hem behaagd had mijn schande bij de mensen weg te nemen. (Lc. 1,1-25)

Maria kreeg intussen het bezoek van de engel Gabriël, die haar aankondigde dat haar nicht Elisabeth reeds in de zesde maand was. Maria reist naar haar toe.
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet. Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest en riep met luider stemme uit: 'Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.' En Maria sprak: 'Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God mijn redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze vaderen. (Lc. 1,39-1,55)

Elisabeth wordt moeder.
Voor Elisabet brak het ogenblik aan, dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon. Toen de buren en de familie hoorden, hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond, deelden zij in haar vreugde. Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen. Maar zijn moeder zei daarop: "Neen, het moet Johannes heten." Zij antwoordden haar: "Maar er is in uw familie niemand die zo heet.' Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader, hoe hij het wilde noemen. Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef er op: Johannes zal hij heten." Ze stonden allen verbaasd. Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend, zijn tong losgemaakt en verkondigde hij Gods lof. Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld. Ieder die het hoorde, dacht er over na en vroeg zich af: "Wat zal er worden van dit kind?" Want de hand des Heren was met hem. (Lc. 1,57-66)

Over de volwassen Johannes horen wij het volgende. Dit valt te dateren op het einde van het jaar 28.
In die tijd trad Johannes de Doper op en predikte in de woestijn van Judea: "Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij." Deze toch is het die de profeet Jesaja bedoelde, toen hij zei: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Johannes nu droeg een kleed van kameelhaar en een leren gordel om zijn lenden. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
Toen trok Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek naar hem uit en zij lieten zich door hem dopen, terwijl zij hun zonden beleden. Maar toen hij vele Farizeeën en Sadduceeën zag komen om gedoopt te worden, sprak hij tot hen: "Adderengebroed, wie heeft u voorgespiegeld, dat ge de dreigende toorn kunt ontvluchten? Brengt dus vruchten voort die passen bij bekering, en neemt niet een houding aan alsof ge bij uzelf zegt: Wij hebben Abraham tot vader! Waarachtig, ik zeg u, dat God de macht bezit voor Abraham uit deze stenen kinderen te verwekken! Reeds ligt de bijl aan de wortel van de bomen. Elke boom dus die geen goede vrucht draagt, wordt omgekapt en in het vuur geworpen.
Ik doop u met water, opdat ge u bekeren moogt; Hij die na mij komt, is sterker dan ik, en ik ben niet waardig Hem van zijn sandalen te ontdoen. Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur." (Mt. 3,1-11)

Johannes wijst dan Jezus aan als de Messias aan zijn leerlingen.
De volgende dag stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen. Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak: 'Zie, het Lam Gods.’[2] De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en gingen Jezus achterna. Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: 'Wat verlangt gij?' Ze zeiden tot Hem: 'Rabbi' - vertaald betekent dit: 'Meester - waar verblijft ge?' Hij zei hun: 'Gaat mee om het te zien'. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich op hield. Die dag bleven zij bij Hem. Het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee die het gezegde van Johannes hadden gehoord en Jezus achterna waren gegaan. De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon tot wie hij zei: 'Wij hebben de Messias: - vertaald betekent dat: de Gezalfde -' gevonden,' en hij bracht hem bij Jezus. Jezus zag hem aan en zei: "Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas - dat betekent: Rots - genoemd worden." (Joh. 1,35-42)

Jezus vraagt aan Johannes om gedoopt te worden.
In die tijd kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes om zich door hem te laten dopen. Maar Johannes wilde Hem tegenhouden met de woorden: "Ik heb uw doopsel nodig, en Gij komt tot mij?"
Jezus antwoordde hem: "Laat nu maar; want zo past het ons al wat is vastgesteld te volbrengen."
Toen liet hij hem toe.
Nadat Jezus gedoopt was, steeg hij terstond uit het water. En zie, daar ging de hemel open en Hij zag de Geest Gods neerdalen in de gedaante van een duif en over zich komen; en een stem uit de hemel sprak: "Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb." (Mt. 3,16-17)

Jezus spreekt aan de oever van het meer over Johannes de Doper.
Toen zij vertrokken, begon Jezus tot de menigte te spreken over Johannes: 'Waar zijt gij in de woestijn naar gaan zien? Naar een riethalm door de wind bewogen? Waar zijt gij dan wel naar gaan zien? Naar iemand in verfijnde kleding? Die verfijnde kleding dragen zijn te vinden in de paleizen der koningen. Waartoe zijt ge dan uitgetrokken? Om een profeet te zien? Inderdaad, zeg Ik u, zelfs meer dan een profeet! Hij is het over wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die de weg voor uw komst zal bereiden. Voorwaar, Ik zeg u: Onder wie uit vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan die groter is dan Johannes de Doper. Niettemin is de kleinste in het Rijk der hemelen groter dan hij. Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Rijk der hemelen zich met geweld baan en geweldenaars maken het buit. Want al de profeten en de Wet, tot aan Johannes, hebben het slechts voorspeld; maar als gij het van Mij wilt aannemen: Deze is de Elia die zou komen. Wie oren heeft, hij luistere!. (Mt. 11,7-15)

Johannes wordt in de gevangenis geworpen.
Omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, had Herodes Johannes laten grijpen en geboeid in de gevangenis geworpen, omdat hij tot hem gezegd had: 'Het is u niet geoorloofd haar als vrouw te hebben.' Daarom had Herodes hem eigenlijk ter dood willen brengen, waar hij was hiervoor teruggeschrokken omdat het volk hem voor een profeet hield. (Mt. 14,3-5)

In de gevangenis hoort Johannes over Jezus en stuurt zijn leerlingen naar Hem toe.
Johannes nu hoorde in de gevangenis over de werken van Christus en liet Hem door zijn leerlingen de vraag stellen. "Zijt Gij de Komende, of hebben wij een ander te verwachten?"
Jezus antwoordde hun: "Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt." (Mt. 11,2-6)
De mensen vragen zich af of Johannes de Doper of Jezus misschien wel de Messias zijn.

Aan het hof gaan praatjes over Johannes de Doper die in de gevangenis zit. Herodes wil hem sparen en heeft ontzag voor hem. Herodias is vastbesloten om hem uit de weg te ruimen.
Toen de dochter van Herodes echter op de verjaardag van Herodes voor het gezelschap danste, beviel zij hem zo zeer dat hij een eed zwoer haar alles te zullen geven wat zij zou vragen.
Haar moeder had haar het antwoord ingescherpt en daarom zei ze: "Geef mij, hier op staande voet, op een schotel het hoofd van Johannes de Doper." Ofschoon dit de koning aan zijn hart ging wilde hij toch, ook wegens zijn tafelgenoten, zijn eed gestand doen en hij gelastte het te geven.
Hij gaf daarom opdracht Johannes in de gevangenis te onthoofden. Zijn hoofd werd op een schotel binnengebracht. Zijn leerlingen kwamen het lijk halen en begroeven het; daarna gingen zij het aan Jezus melden. (Mt. 14,6-12)

Jezus begint met zijn openbaar optreden en Herodes raakt in verwarring.
In die tijd begon Jezus' vermaardheid tot de viervorst Herodes door te dringen, en hij zei daarom tot zijn hovelingen: "Dat moet Johannes de Doper zijn; hij is uit de doden opgestaan; vandaar dat die wonderkrachten in hem werken." (Mt. 14,1-2)

Over Johannes de Doper zegt het Johannes-evangelie:
Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. (Joh. 1,6-8)

Jezus zegt over hem:
"Ik zeg u: Onder wie uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes." (Lc. 7,28)

Voetnoten

  1. In het uitzonderlijke geval dat 24 juni samenvalt met het hoogfeest van het H. Hart van Jezus, is het feest op 23 juni.
  2. In het Latijn is dat: "Ecce, Agnus Dei". Deze tekst staat op de bandelier die het beeld in de hand heeft. Het lam staat er ook symbolisch bij.